Emile en John gingen al vroeg op pad, de oud T-Ford reed krakend de pont op die hen naar de andere kant van het IJ zou brengen. Ze rolden hun sjaggie en floten naar de meisjes die de pont op fietsten. Ze hadden succes. Ze waren respectievelijk negentien en twintig jaar oud, de een donker en de ander blond. Geliefd bij de meisjes en menig hart ging dan ook sneller kloppen als de T-Ford langs tufte. Ze waren op weg naar een sloopklusje. John mijn broer en tevens de zoon van de baas en Emile mijn verloofde hadden er zin in. Ze konden de aandacht van de meisjes wel waarderen. Ze gooiden wat brood uit het raampje voor de meeuwen die krijsend over de auto heen en weer vlogen.
De overtocht stelde niet veel voor en binnen een mum van tijd reden ze in de richting van de zeedijk.
Een spannende buurt voor twee jonge mannen. Het opgegeven adres bleek een oud verlaten Chineesrestaurant te zijn. Op de eerste etage moest de schoorsteen worden weg gesloopt. De auto werd onder het raam geparkeerd, nog niet gehinderd door enige vorm van regels en parkeermeters bleef het ding daar staan tot de laadbak gevuld zou zijn met af te voeren puin.

Gewapend met breekijzer en moker gingen ze aan de slag. Plotseling sloeg John met een slag door de muur naast de schoorsteen. Er achter leek een loze ruimte te zitten. Met een zaklamp scheen hij in het gat. Geschrokken deed hij een stap achteruit. Keek Emile aan en knikte in de richting van de muur.
‘Er zit iets achter. Ik zie iets dat verpakt is in lappen.’

Voorzichtig pakten ze een paar stenen met de hand weg. Achter de muur vonden ze een groot in linnen gewikkeld pak. Zeker 140 bij 120 cm. De muur moest helemaal worden gesloopt alvorens ze het pak tevoorschijn konden halen en het bij het raam van de lappen konden ontdoen.

Een beetje zenuwachtig trokken ze de lappen weg en ze staarden naar een schilderij. In heldere kleuren geschilderd zagen ze een voorstelling van een paar Chinezen in kleurrijke gewaden. Ze leken een bordspel te spelen. Een van de spelers onderging een aderlating en op de achtergrond stond een soort demon of geest met een vaandel in de hand toe te kijken. In de hoeken stonden allerlei Chinese tekens. Onder de indruk van de vondst vergaten ze hun werk, ze pakten het schilderij weer in de lappen en legden het voorzichtig in de vrachtwagen, ze reden ermee naar de werkplaats in Amsterdam Noord terug. Het schilderij werd van alle kanten bekeken. De lugubere voorstelling oogstte niet van iedereen bewondering. Altijd om geld verlegen, verkochten ze het geval aan mijn vader Ze kozen voor de zekerheid van de klinkende munt.

Mijn moeder kon niet naar het schilderij kijken, ze vond het eng en het mocht niet in de huiskamer hangen.
Het schilderij werd schoongemaakt en werd op de logeerkamer gehangen boven het lits-jumeaux. Er werd navraag gedaan in de buurt van het restaurant over de voormalige bewoners, niemand die ook maar enige informatie kon geven. Zo verdween het hele verhaal in de geschiedenis.

Het schilderij hing boven het dubbele bed van 1967 tot ongeveer 1998. De acht kleinkinderen die in wisselende samenstelling in de bedden logeerden waren een beetje bang voor de macabere voorstelling en voordat ze de kamer ingingen werd er een laken overheen gehangen. Niemand wilde het in huis hebben vanwege de gekke voorstelling.
Ramon was een van de kleinkinderen, de oudste zoon van John had een voorliefde voor de Chinese cultuur en toen hij zijn huis in die stijl inrichtte kreeg hij het schilderij van zijn Opa cadeau. Het hing een poosje in zijn huis. Zijn relatie liep stuk en een andere jonge dame nam haar intrek in de woning en al snel verdwenen een voor een de Chinese meubelstukken en het schilderij en een kamerscherm verdwenen in het tuinchalet van John.
Elsje en John gingen met het schilderij naar het tv programma kunst en kitsch in de hoop iets meer te weten te komen, helaas daar werden ze ook niets wijzer. O.k. het zou op oud linnen van Oosters makelij zijn geschilderd en over de voorstelling kon niemand iets vertellen.

Na de dood van mijn vader en mijn broer in 2002 kwam het schilderij weer tevoorschijn.
Door alle jaren heen was de nieuwsgierigheid gebleven, wie had het gemaakt, wat stelde het voor, waarom zat het tussen de muur en hoe oud zou het zijn. We besloten foto’s van het schilderij naar diverse musea te sturen en dat resulteerde in een emailwisseling. Een fragment hiervan.


Geachte mevrouw V,

Dank voor uw bericht. Het is een merkwaardig voorwerp dat u tussen de muur vond, maar wel interessant. Het lijkt me van de afbeeldingen te zien vrij fors van formaat en in olieverf op doek geschilderd. Vanaf de afbeeldingen te beoordelen lijkt het me een door een Chinese kunstenaar gemaakt; het is linksboven gedateerd met een cyclische datering voor de winter van het jaar van het paard (de tweede rij karakters van links). Aangezien de stijl van schilderen mij 20ste-eeuws lijkt, zou dit dan het jaar 1942 zijn.
Het schilderij laat de krijger-godheid Kwan Yu zien, die wel vaker op deze manier wordt afgebeeld: bezig met het spelen van een partij van het bordspel Go, terwijl hij een aderlating ondergaat. De achtergrond van dit verhaal kan ik niet zo uit mijn mouw schudden. Ook de figuur met de hellebaard zou op Kwan Yu kunnen slaan; een andere manier om hem af te beelden is met hellebaard. Ik zal u een kopie uit een naslagwerk opsturen met het hele verhaal.
Tot zover dit korte relaas; ik hoop dat het nuttig voor u is en wens u veel genoegen van uw schilderij.
Met vriendelijke groet,


(…) Conservator Oost-Aziatische Kunst (Rijksmuseum Amsterdam)

Inmiddels is het schilderij schoongemaakt en heeft een mooie lijst gekregen en hangt op een ereplaats in de huiskamer van Elsje, door de jaren heen is iedereen aan de prachtige kleuren gewend en mede door de hele bijzondere geschiedenis heeft het schilderij voor ons een meer dan mythische betekenis gekregen waar we nog lang van kunnen genieten.

Willy